Uitgeleend en ingeleend volgens de WOR
De beroepsbevolking bestaat uit een steeds groter wordende groep flexwerkers. Of de organisatie een werknemer uitleent of inleent heeft invloed op de medezeggenschapsrechten die zij hebben.
WOR artikel 1 en 3
Artikel 1 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) geeft een heldere omschrijving van verschillende begrippen waarmee de OR te maken krijgt, waaronder het begrip 'werknemer'. In lid 3 zijn de begrippen uitgeleende en ingeleende werknemer uitgelicht. Voor de OR is het belangrijk de verschillen te kennen vanwege de verschillende medezeggenschapsrechten die deze werknemers hebben.
Verschil in rechten uitgeleende en ingeleende werknemers
Een werknemer die wordt uitgeleend aan een andere organisatie, krijgt in de eigen organisatie na 3 maanden medezeggenschapsrechten (actief en passief kiesrecht), ondanks dat hij zijn werkzaamheden feitelijk uitvoert in een andere onderneming. Een werknemer die wordt ingeleend krijgt vanaf het moment dat hij 18 maanden bij de inlener werkzaam is medezeggenschapsrechten (actief en passief kiesrecht) bij de inlenende organisatie (15 maanden wachttijd + 3 maanden opbouw medezeggenschapsrechten). Voorwaarde is wel dat hij met zijn werkzaamheden bijdraagt aan de werkzaamheden van de inlener. Voor een cateraar in de personeelskantne geldt dit bijvoorbeeld niet.
Ingeleende werknemers tellen mee voor instellingsplicht
Ingeleende werknemers die minimaal 15 maanden bij de inlener werkzaam zijn, behoren ook tot de ‘in de onderneming werkzame personen’ (artikel 1, lid 3 WOR). Zij tellen dan ook mee voor de bepaling van het aantal werknemers dat de instelling van een OR verplicht stelt. Zijn er in de regel 50 of meer personen werkzaam in de organisatie, dan is de bestuurder wettelijk verplicht om een OR in te stellen (artikel 2, lid 1 WOR).